Carl Gustav Jung is geboren in het dorpje Kesswill aan de Bodensee. Hij is de eerste in leven blijvende zoon van de protestantse dominee Paul Jung en van Emilie Preiswerk, dochter van de antistes (een soort bisschop van de gereformeerde kerk) van Bazel. Carl Gustav is genoemd naar zijn grootvader Carl Gustav I Jung. Grootvader Jung werd, na zijn studie in Duitsland, arts en faculteitsvoorzitter van de geneeskundefakulteit in Bazel. Hij stond in Bazel bekend om zijn liberale politieke standpunten.
Als Carl Gustav 6 maanden oud is, verhuist het gezin naar Laufen (bij de watervallen van Schaffhausen) en wanneer hij 4 jaar is verhuizen ze naar Kleinhüningen (vlakbij Bazel). Als hij 9 jaar is wordt zijn zusje Trudi geboren. Naarmate Carl Gustav ouder wordt krijgt moeder Emilie steeds meer visioenen en fascinerende verschijningen die haar in de nacht bezoeken. Met 12 jaar gaat Carl Gustav jr naar het humanistisch gymnasium in Bazel. In die tijd wordt vader Paul aangesteld als predikant zielzorger aan de Bazelse psychiatrische universiteitskliniek Friedmatt, en hoort de jonge Jung voor het eerst over geestesziekten en psychiatrische problemen. Na het gymnasium gaat hij (naar het voorbeeld van zijn beroemde grootvader) geneeskunde studeren. Aan het begin van zijn studietijd overlijdt vader Paul Jung en moeder Emilie gaat met Trudi in de Bottminger Mühle van haar broer wonen. Door een aantal onverklaarbare verschijnselen in deze molen verdiept Jung zich verder in het spiritisme. Ook de spiritistische bijeenkomsten van de familie Preiswerk vinden in deze molen plaats. Aan het eind van zijn studie geneeskunde besluit hij verder te gaan in de psychiatrie en promoveert in 1902 op een proefschrift over de psychologie en pathologie van zogenaamde occulte verschijnselen.
Vanaf 1900 werkt Jung als psychiater in de Burghölzli-kliniek bij Zürich, die onder leiding staat van Eugen Bleuler. In 1904 studeert hij een half jaar in Parijs, en in 1909 neemt Jung in Burghhölzli ontslag, onder meer uit ergernis over de antifreudiaanse houding van de direktie. Hij vestigt zich als zelfstandig psychiater en legt zich toe op de psycho-analytische benadering. Zijn reputatie groeit zodanig, dat hij vele patiënten uit binnen en buitenland behandelt en van verschillende universiteiten uit de hele wereld ere-doctoreaten zal ontvangen. Jung is twintig jaar jonger dan Sigmund Freud, wiens werk hij op de voet volgt. In 1906 neemt hij het voor Freud op in een artikel in een Duits artsenblad, waarin hij wijst op de vooruitgang in het begrip van de dwangneurose door diens neurosenleer.
Het jaar daarop ontmoet hij Freud, waarna hij enkele jaren nauw met hem samenwerkt. Van 1910 tot 1914 is hij voorzitter van de Internationale Psychoanalytische Vereninging. Freud ziet Jung als zijn troonopvolger. Jung ziet Freud als een man van grote betekenis. Wel heeft hij vanaf het begin zijn twijfels over Freuds denkbeeld, dat neurosen allemaal te herleiden zouden zijn tot seksuele verdringing of trauma’s. In 1913 tijdens een congres in München komt het tot een breuk, waarbij Freud vast bleef houden aan het dogma van verdrongen seksualiteit, en waar Jung seksualiteit zag als een symbool van de psychische totaliteit van de mens.
Na de breuk met Freud geeft Jung zijn docentschap aan de Universiteit van Zürich waar hij vanaf 1905 werkt, eraan. Hij concentreert zich op zijn eigen praktijk, onderzoekingen en publicaties. Daarnaast maakt hij vanaf 1920 enkele lange reizen naar Azië, Midden Amerika en tropisch Afrika, waarbij vooral zijn ontmoetingen met de volkeren in West-Kenia en de Pueblo-indianen in Mexico van essentiële betekenis zouden worden voor zijn denken over de psychische gespletenheid van de westerse mens. Terug in Zwitserland aanvaardt Jung in 1933 een baan als docent aan de technische Hogeschool van Zürich en vanaf 1944 als hoogleraar aan de Universiteit van Bazel. In datzelfde jaar zweeft Jung als gevolg van een ernstig hartinfarct op het randje van de dood. De visioenen die hij tijdens deze ervaring krijgt, oefenen een belangrijke invloed uit op zijn magnum opus, het Mysterium Coniunctionis, waarin hij het proces van psychische heelwording beschrijft aan de hand van geschriften uit de alchemie. Gedurende zijn laatste levensjaren blijft Jung verder werken aan zijn theorie van het collectieve onbewuste en de betekenis van de religie voor de menselijke psyche. Jung heeft een grote bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van de psychologie:
1. Het onderscheid tussen het Ego en het Zelf
Het Ego is een voorwerp van het bewuste. Het is de voorwaarde voor je identiteit en continuïteit in het beleven van het bewuste zijn Het Zèlf is de totale psyche, zowel bewust als onbewust.
2. Het psychologisch model
Bewust <—> onbewust, waarin we weer persoonlijk onbewust, collectief onderbewust en psychoïd kunnen onderscheiden.
- Bewust: psychische inhouden voor zover die worden waargenomen met het Ego
- Onbewust: psychische inhouden die niet met het Ego worden waargenomen
* Het persoonlijk onbewuste: onderdrukte gevoelens en gedachten die tijdens iemands leven ontstaan
* Het collectief onderbewuste: als het ware de geërfde gevoelens, gedachten en herinneringen die door de hele mensheid
worden gedeeld
* Het psychoïd is het meest basale deel van het onbewuste. Deze laag is volledig ontoegankelijk voor het bewustzijn en
vormt samen met de fysiologische delen van het lichaam één geheel. Het is als het ware het grensvlak tussen de psyche
en het fysieke lichaam
- Archetypen (oerbeelden/drijfveren): deze laten stukjes van het onbewuste zien:
- Typologie: introvert <—> extravert, en verder: het gevoels-, denk-, intuïtief- en gewaarwordings/zintuiglijk type. Deze typologie
wordt ook gebruikt in de filosofie van Hippocrates, de astrologie, de tarot, de antroposofie, ...
- Symbolenleer. Jung heeft zich uitgebreid in allerlei symbolen verdiept. Hij heeft bijvoorbeeld ook het voorwoord van de I Tjing
geschreven
- Synchroniciteit: het samenvallen van gebeurtenissen die ogenschijnlijk niets met elkaar te maken hebben
- Individuatie: = zèlfwording. Het richt zich op de integratie tussen het bewuste en onbewuste leven (via de Ego-Zèlf-as). Het
bewust maken van het onbewuste. Worden wie je in totaliteit bent. Het onbewuste kan natuurlijk nooit volledig bewust
gemaakt worden. Het individuatieproces is dan ook nooit “af”.
"Mijn leven is de geschiedenis van een zelfverwerkelijking van het onbewuste." (Jung)